beroepsactiviteit
- be·roeps·ac·ti·vi·teit
- samenstelling van beroep zn en activiteit zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beroepsactiviteit | beroepsactiviteiten |
verkleinwoord |
de beroepsactiviteit v
- iets dat men doet als men zijn beroep uitoefent
- ▸ In de Europese Unie geldt dat vroegere Eurocommissarissen In de eerste twee jaar na hun vertrek iedere 'beroepsactiviteit' die zij van plan zijn te vervullen moeten melden bij de Europese Commissie. En als het om een functie gaat op hun oude beleidsterrein, beslist een speciale commissie of de baan passend is.[1]
- Het woord beroepsactiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Van Nieuwenhuizen: niet bemoeid met energie dus geen kennisvoorsprong” (Dinsdag 31 augustus 2021, 13:24), NOS