• be·ret·ti·ge
  • Gevormd naar het Duitse werkwoord berechtigen
  • Deens werkwoord met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 73043
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
berettige
berettiger
berettigede
berettiget
volledig

berettige

  1. overgankelijk het recht tot iets geven, bevoegd maken
  2. overgankelijk goedpraten, rechtvaardigen


  • be·ret·ti·ge
  • Gevormd naar het Duitse werkwoord berechtigen
  • Noors werkwoord met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 74649
vervoeging
onbepaalde wijs berettige
tegenwoordige tijd berettiger
verleden tijd berettiga
berettiget
voltooid
deelwoord
berettiga
berettiget
onvoltooid
deelwoord
berettigende
lijdende vorm berettiges
gebiedende wijs berettig
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

berettige

  1. overgankelijk het recht tot iets geven, bevoegd maken
  2. overgankelijk goedpraten, rechtvaardigen