berenboer
- be·ren·boer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | berenboer | berenboeren |
verkleinwoord | berenboertje | berenboertjes |
de berenboer m
- (beroep) (landbouw) boer die een beer (mannetjesvarken) naar een zeug (vrouwtjesvarken) brengt om die te bevruchten
- Het woord 'berenboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.