bereids
- be·reids
bereids [1] (formeel) al, reeds
- Segestes had bereids een leger in het veld,
Van vrienden uit ons volk en eenige andre landen,[2]
- Segestes had bereids een leger in het veld,
bereids
- partitief van de stellende trap van bereid
- Het woord bereids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bereids" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ blz 90, Germanicus: in zestien boeken Lucretia Wilhelmina van Winter, geb. van Merken1779
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be