• be·reids

bereids [1] (formeel) al, reeds

    • Segestes had bereids een leger in het veld,
      Van vrienden uit ons volk en eenige andre landen,[2]
       

bereids

  1. partitief van de stellende trap van bereid
56 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. blz 90, Germanicus: in zestien boeken
    Lucretia Wilhelmina van Winter, geb. van Merken
    1779
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be