• be·rech·ti·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord berechtiging berechtigingen
verkleinwoord

de berechtigingv

  1. (juridisch) de keer dat iemand door een rechter beoordeeld wordt
     Het kabinet heeft altijd gezegd dat er geen consulaire bijstand wordt gegeven in dit zeer onveilige gebied. Bij coalitiepartijen VVD en CDA wordt gevreesd voor terreurgevaar bij terugkomst en de partijen willen liever een berechtiging van Syriëgangers in de regio.[2]
     Studenten gaan al bijna een week dagelijks de straat op om te betogen voor betere verkeersveiligheid en de berechtiging van wegpiraten. Aanleiding is de dood van twee studenten die vorige week zondag werden aangereden door een roekeloze buschauffeur.[3]
     De ramp met vlucht MH17 in de zomer van 2014 wordt door premier Rutte en minister Hennis genoemd. De premier benadrukt dat het kabinet blijft strijden voor de slachtoffers, hun nabestaanden en gerechtigheid. Hij snapt dat het geduld van de nabestaanden enorm op de proef wordt gesteld. "Maar we blijven iedere dag met heel veel mensen doorwerken aan onafhankelijke berechtiging."[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kabinet houdt deur dicht voor IS-kinderen, komst jonge wezen is 'bijzonder geval'” (Dinsdag 11 juni 2019, 15:16), NOS
  3.   Weblink bron “Tientallen gewonden bij betogingen in hoofdstad van Bangladesh” (Zaterdag 4 augustus 2018, 19:24), NOS
  4.   Weblink bron “Ruttes ministersploeg over crisis, tranen en politieke moed” (Dinsdag 15 maart 2016, 17:34), NOS