• be·nut
  • vervoeging van benutten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
benutten

benut

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van benutten
  2. gebiedende wijs van benutten
vervoeging van: benutten…
verbogen vorm: benutte

benut

  1. voltooid deelwoord van benutten
  2. vormt de voltooide tijden
    • Hij heeft zijn kans benut. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • De bestaande wetgeving wordt niet ten volle benut. 
    • De ruimte in deze kamer wordt optimaal benut. 
    • De coupons kunnen uitsluitend benut worden tijdens de openingstijden. 
  4. attributief gebruikt
    • Het team kwam na rust gelijk door een benutte strafschop. 
  5. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
    • Elke ruimte is benut. 
    • Het volledige subsidiebedrag is benut om het project van de grond te krijgen.