benedenbuurman
- be·ne·den·buur·man
- samenstelling van beneden bw en buurman zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benedenbuurman | benedenbuurmannen benedenbuurlui benedenbuurlieden |
verkleinwoord |
de benedenbuurman m
- een man die in het huis onder de eigen woning woont
- ▸ Volgens de politie had het slachtoffer jaren geleden de vloerkluis gekocht om al haar spaarcenten veilig op te bergen. Een klusjesman ontdekte bij de vernieuwing van het plafond van de benedenbuurman dat er een kluis zat.[1]
- ▸ De blokkades aan de rand van de stad en de strenge controles van auto's en treinen geven geen gevoel van angst, maar van veiligheid. "Mijn 35-jarige benedenbuurman is een oud-officier. Normaal bewaakt hij de supermarkt, hij staat nu de grens te bewaken."[2]
- Het woord benedenbuurman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Bouwvakker haalt 29.000 euro uit kluis bejaarde vrouw” (Donderdag 12 februari 2015, 20:04), NOS
- ↑ Weblink bron “"Het is nog rustig in Sebastopol"” (Maandag 3 maart 2014, 13:42), NOS