bench
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bench
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bench | benches benchen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bench m
- kooi waarin men een huisdier kan vervoeren of binnenshuis kan houden
- ▸ Bij een kelderbrand in Heerlen is een wasbeer ontsnapt. Een bewoner die naar buiten was gevlucht, liet een bench met het huisdier op straat vallen, waarop het deurtje openging.[2]
- ▸ Het is aannemelijk dat er nog mensen in de panden zijn, vertelde een ooggetuige. "We hoorden een geluid dat we niet vertrouwden, en riepen dat iedereen naar buiten moest komen. Later bleek dat nog zeker één persoon onder het puin ligt. En boven zit de hond in de bench, maar die horen we nog wel. "[3]
Hyponiemen
Vertalingen
1. kooi waarin men een huisdier kan vervoeren of binnenshuis kan houden
Gangbaarheid
- Het woord bench staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ bench op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Slang kruipt uit toilet in Leiden” (14-07-2011), NOS
- ↑ Weblink bron “Bouwkraan op huizen Alphen a/d Rijn: een overzicht” (03-08-2015), NOS
Engels
Uitspraak
- Geluid: bench (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /bɛntʃ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bench | benches |
Zelfstandig naamwoord
bench
- bank
- «They are sitting on the bench.»
- Zij zitten op de bank.
- «They are sitting on the bench.»