bemuring
- be·mu·ring
- naamwoord van handeling van bemuren met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bemuring | bemuringen |
verkleinwoord |
de bemuring v
- het omgeven met muren
- met muren omgeven ruimte
- ▸ Maar net zo goed gehoorzaamde je booty en alles daarboven graag aan de subtiele sfeerzetting op het podium. Zo wist Proesmans met plastiek zakjes een stemmige regenbui in een bos te fingeren ('Bleeder'), terwijl de openingssong 'Caterpillar' dan weer in zen-mood verkeerde met behaaglijk ritselende percussie, en 'Birds' effectief kwetterende vogeltjes introduceerde om je geest buiten de bemuring van de AB te verplaatsen.[2]
- Het woord 'bemuring' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bemuring" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron GUNTER VAN ASSCHE“The Colorist & Emiliana Torrini in de AB: verdwalen in een kleurboek” (27 oktober 2015), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be