• be·mest
vervoeging van
bemesten

bemest

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van bemesten
  2. gebiedende wijs van bemesten
vervoeging van: bemesten…
verbogen vorm: bemeste

bemest

  1. voltooid deelwoord van bemesten
stellend
onverbogen bemest
verbogen bemeste

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

  • vervoeging van bemesten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel

bemest

  1. bestrooid met uitwerpselen van sommige dieren waarmee men land vruchtbaar maakt
    • Gelukkig kwam er regen waardoor het bemeste land minder ging stinken. 
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving met meest worden gebruikt. [1] [2]
  • bemest grasland
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be