belangeloosheid
- be·lan·ge·loos·heid
- afgeleid van belangeloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belangeloosheid | |
verkleinwoord |
de belangeloosheid v
- het belangeloos zijn
- De belangeloosheid van de wetenschapper moet gewaarborgd zijn want anders kun je gekleurde uitkomsten van een onderzoek verwachten.
- Het woord belangeloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.