Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·klim·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beklimbaar beklimbaarder beklimbaarst
verbogen beklimbare beklimbaardere beklimbaarste
partitief beklimbaars beklimbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

beklimbaar

  1. van iets hoogs dat je er met lichamelijke kracht op kunt komen
    • Als je er maar de tijd voor neemt is de Kilimanjaro voor ongeoefende maar gezonde mensen beklimbaar 
    • Deze toren is ook door oude mensen beklimbaar 

Gangbaarheid