bekister
- be·kis·ter
- naamwoord van handeling van bekisten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bekister | bekisters |
verkleinwoord |
de bekister m
- (beroep) een bouwvakker die bekistingen van hout of metaal maakt waar men later het beton instort
- ▸ Bij de ruwbouw (bekisters, metsers en dakwerkers) zie je het jongste decennium veel Oost-Europeanen. Bouwbedrijven moeten moeite doen om Vlaamse medewerkers aan boord te houden door het Nederlands op de werf te verzekeren.”[1]
- ▸ Talentenwerf is hiervoor momenteel volop aan het rekruteren. Het betreft onder meer rioolleggers (voor diepriolering), wegenwerkers voor funderingswerken, bekisters-ijzervlechters en walsmachinisten.[2]
- Het woord bekister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekister" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron wdh“50-plussers in de bouw: ‘Tijdig lichtere jobinhoud voorstellen’” (29/03/2018), De Standaard
- ↑ Weblink bron br“Meer leerkansen op Antwerpse werven” (19/04/2019), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be