• be·ker·hou·der
enkelvoud meervoud
naamwoord bekerhouder bekerhouders
verkleinwoord bekerhoudertje bekerhoudertjes

de bekerhouderm

  1. (sport) club die het vorig seizoen kampioen is geworden en een beker heeft gewonnen
     Zonder Haar heeft Genk in ieder geval eindelijk weer eens gewonnen. De bekerwedstrijd bij amateurclub Sint-Eloois-Winkel Sport leverde een 6-0 zege op voor de bekerhouder.[2]
     De vrouwen van FC Barcelona hebben ook de vijfde wedstrijd in de groepsfase van de Champions League gewonnen. De bekerhouder won met 4-0 bij Arsenal. Lieke Martens deed 65 minuten mee bij Barça en Vivianne Miedema kwam na een uur in de ploeg bij Arsenal.[3]
  2. houder waarin men een beker zo stevig kan neerzetten dat deze niet omvalt


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Geen verrassingen in KNVB-beker • Wel sensatie in Duitsland en Engeland” (Woensdag 27 oktober 2021, 23:19), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Voetbal
    “Nederlandse clubs boeken recordaantal van 30 zeges • PSV teleurgesteld, Vitesse nog in ongewisse” (Donderdag 9 december 2021, 23:34), NOS