bekaaid
- be·kaaid
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bekaaid | bekaaider | bekaaidst |
verbogen | bekaaide | bekaaidere | bekaaidste |
partitief | bekaaids | bekaaiders | - |
bekaaid [3]
- er ~ van afkomen een schamele uitkomst van iets krijgen
- Bij het verdelen van de winst kwam hij er maar bekaaid vanaf.
- Het woord bekaaid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekaaid" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "bekaaid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bekaaid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be