behalen
- be·ha·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behalen |
behaalde |
behaald |
zwak -d | volledig |
behalen
- overgankelijk een diploma of certificaat verwerven
- Nadat hij zijn zwemdiploma had behaald mocht hij in het diepe bad zwemmen.
- een doel bereiken
- ▸ Ik was verrast en blij om te zien hoeveel mensen hierop reageerden, waardoor binnen twee weken mijn streefdoel van 4.286 dollar was behaald.[1]
1. een diploma of certificaat verwerven
- Het woord behalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behalen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be