• be·gren·se
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord grense met het voorvoegsel be-.
Naar frequentie 15013
vervoeging
onbepaalde wijs begrense
tegenwoordige tijd begrenser
verleden tijd begrensa
begrenset
voltooid
deelwoord
begrensa
begrenset
onvoltooid
deelwoord
begrensende
lijdende vorm begrenses
gebiedende wijs begrens
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

begrense

  1. overgankelijk begrenzen, beknotten, beperken, limiteren
    «Boligenes energibruk bør begrenses
    Het energieverbruik van de woningen moet worden beperkt.
  • begrense tapet
het verlies beperken