beginselloos
- be·gin·sel·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beginselloos | beginsellozer | beginselloost |
verbogen | beginselloze | beginsellozere | beginsellooste |
partitief | beginselloos | beginsellozers | - |
beginselloos
- zonder beginsel
- Deze opportunistische man was volkomen beginselloos, hij deed altijd precies wat hem op dat moment het beste uitkwam.
- Het woord beginselloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.