• bees·ten·wa·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord beestenwagen beestenwagens
verkleinwoord

de beestenwagenm

  1. wagen waarin men dieren kan vervoeren
     De dan zevenjarige Zoni logeert bij zijn tante als ook hij wordt opgepakt en door politiemensen naar station Assen wordt gebracht. Wanneer de trein naar Auschwitz het station binnen komt rollen, ziet Zoni onmiddellijk waar zijn familie zit. "Mijn vader of moeder had het blauwe jasje van mijn zusje voor de tralies van die beestenwagen gehangen. Ik zag mijn moeder, ze was al kaalgeschoren. Op dat moment zei een politieagent: 'Als ik mijn pet afneem, moeten jullie rennen voor je leven.'"[1]


  1.   Weblink bron
    Daniël Heeringa
    “75 jaar na het zigeunertransport: 'Het was het laatste wat ik van mijn familie zag'” (Vrijdag 17 mei 2019, 17:20), NOS