bedwelmen
- be·dwel·men
- In de betekenis van ‘benevelen’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- Afgeleid van dwelm met het voorvoegsel be-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bedwelmen |
bedwelmde |
bedwelmd |
zwak -d | volledig |
bedwelmen
- overgankelijk iemands bewustzijn verminderen of laten verliezen door blootstelling aan een bepaalde stof, benevelen
- Het gas in de ruimte bedwelmde hem.
- Hij was bedwelmd door de drugs.
1. iemands bewustzijn verminderen of laten verliezen door blootstelling aan een bepaalde stof
- Het woord bedwelmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedwelmen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "bedwelmen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be