• be·dil·zucht
enkelvoud meervoud
naamwoord bedilzucht
verkleinwoord

de bedilzuchtv / m

  1. de overmatige neiging om zich met alles en iedereen te bemoeien
     Maar sommigen vragen zich af of deze toverformule nog lang blijft werken. Voor jongere generaties kan de bedilzucht van de overheid beklemmend worden. En tijdens de laatste verkiezingen bleek dat kiezers de regerende PAP niet onvoorwaardelijk blijven steunen: 40 procent van de stemmen ging naar de oppositie.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Floris Harm
    “Is Singapore's toverformule uitgewerkt?” (Zondag 9 augustus 2015, 17:51), NOS