• be·del·staf
enkelvoud meervoud
naamwoord bedelstaf -
verkleinwoord - -

de bedelstafm

  1. (geschiedenis) de staf (stok) waarmede een bedelaar liep, als kenmerkend voorwerp van zijn conditie en symbool van diepe armoede
  • Tot de bedelstaf (of bedelzak) (ge)raken
tot diepe armoede vervallen
  • Aan den bedelstaf brengen
in diepe armoede storten
94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]