Een man die bechterew heeft.
  • bech·te·rew
  • (verkorting) van "ziekte van Bechterew", naar de Russische neuroloog V.M. Bechterev   die deze ziekt in 1892 als eerste beschreef
enkelvoud meervoud
naamwoord bechterew -
verkleinwoord - -

de bechterewm

  1. (medisch) gewrichtsontsteking van de wervelkolom, met rugpijn en stijfheid als gevolg
    • Bechterew heeft mijn leven totaal veranderd, omdat ik het in vrij heftige mate heb [1]