• erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels berd, bard, bærd, uit Oudengels beard (uit Germaans *barda-), verwant aan Nederlands baard, Duits Bart, enz. [1]
  • beard
enkelvoud meervoud
beard beards

beard

  1. (anatomie) baard
    «It is said that a beard can make a man look more manly.»
    Er wordt gezegd dat een baard een man er mannelijker kan doen uitzien.
  2. (plantkunde) kafnaald van een aar (van een grasplant, graansoort)
  3. (zoötomie) byssus, uitwendige haren van de mondopening van schelpdieren
  4. (lhbt) (spreektaal) man die zijn homoseksuele geaardheid door een relatie met een vrouw wil verbergen


  1.   Weblink bron beard in: Oxford English Dictionary (1989) op oed.com