Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·edi·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beëdiging beëdigingen
verkleinwoord beëdiginkje beëdiginkjes

Zelfstandig naamwoord

de beëdigingv

  1. de bekrachtiging van een functie door de afname van een eed/gelofte.
    • De beëdiging van de nieuwe koning wordt gevolgd door de inhuldiging. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be