Nederlands

 
baskuul
Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·kuul
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baskuul baskulen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de baskuulv / m

  1. een weegschaal gebaseerd op een hefboom
     Met middeleeuws handgeklap veranderen de dieren van eigenaar, er wordt nog in frank gerekend en de koeien worden gewogen in honderd jaar oude 'baskulen'. 'Maar hier worden geen dieren meer mishandeld.'[1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    ilse degryse
    “'We zijn geen gangsters'” (20/12/2008), De Standaard
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be