basisstation
- ba·sis·sta·ti·on
- samenstelling van basis en station
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basisstation | basisstations |
verkleinwoord | basisstationnetje | basisstationnetjes |
het basisstation o
- thuisbasis
- De bergbeklimmers installeerden eerst het basisstation voordat ze verder konden klimmen.
- een vast steunpunt voor verder draadloos systeem
- De router is het basisstation voor het wifinetwerk in huis.
- Het woord basisstation staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.