basissalaris
- ba·sis·sa·la·ris
- samenstelling van basis en salaris [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basissalaris | basissalarissen |
verkleinwoord | basissalarisje | basissalarisjes |
het basissalaris o
- salaris zonder extra toeslagen of bonussen
- Kleisterlee wijst erop dat het basissalaris van Van Beurden vorig jaar met 1,6 miljoen euro nauwelijks is gestegen. De topman kreeg daarnaast in totaal 18,2 miljoen aan bonussen uitgekeerd. [2]
1.
- Het woord basissalaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.