• ba·sis·ni·veau
enkelvoud meervoud
naamwoord basisniveau basisniveaus
verkleinwoord

het basisniveauo

  1. de conditie waarmee men begint voordat men (extra) gaat trainen
     Ntab werd vorig jaar tweede bij de NK afstanden en achtste bij de WK. "Mijn basisniveau is beter, maar ik maak nog steeds fouten. Dat moet ik wel verbeteren. Als mijn niveau beter wordt, kan ik overal winnen, maar voor nu ben ik blij."[1]
  2. het laagst aanvaardbare stadium van ontwikkeling
     Voor de coronacrisis is al meerdere keren vastgesteld dat jaarlijks duizenden jongeren zonder de benodigde basisvaardigheden het onderwijs verlaten. Het gaat om leerlingen die niet kunnen lezen, schrijven of rekenen op het afgesproken minimale basisniveau.[2]
  1.   Weblink bron “Nuis terug op troon 1.500 meter, WB-brons voor Krol en Ntab” (17-11-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Inspectie: grijp kans om onderwijs na coronapandemie structureel te verbeteren” (14-04-2021), NOS