Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • base·jum·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord basejumper basejumpers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de basejumperm

  1. (sport) persoon die vanaf een hoog vast punt met een parachute naar beneden springt
     Een Oostenrijkse basejumper heeft geluk dat hij nog leeft nadat hij door een windvlaag tegen een hoge rotswand botste in het zuiden van Thailand. Hij bleef op zo'n 200 meter van de grond hangen. Hij kon pas na uren bevrijd worden uit zijn benarde positie.[1]
     Met je parachute van een berg of gebouw afspringen, basejumping valt niet voor niets onder de risicosporten. De afgelopen maanden zijn meerdere basejumpers omgekomen.[2]
     Barrio is een liefhebber van extreme sporten en was een ervaren basejumper. De waaghals zette eerder filmpjes van zijn spectaculaire sprongen op zijn Youtubepagina.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Basejumper na uren gered van hoge rots na mislukte parachutesprong” (Maandag 13 januari 2020, 15:44), NOS
  2.   Weblink bron “'Meer basejumpers = meer doden'” (Zaterdag 1 augustus 2015, 10:16), NOS
  3.   Weblink bron “Spaanse tv-kok valt te pletter bij basejumpen” (Zondag 8 juni 2014, 16:52), NOS