barre
- bar·re
barre
- verbogen vorm van de stellende trap van bar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barre | barres |
verkleinwoord | barretje | barretjes |
- horizontaal rondhout aan de muur voor balletoefeningen
- legger op een brug, gebruikt voor gymnastiekoefeningen
- Het woord barre staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "barre" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van |
---|
barrar |
barre
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van barrar
vervoeging van |
---|
barrer |
barre