Een bankje.
  • bank·je
enkelvoud meervoud
naamwoord bank banken
verkleinwoord bankje bankjes

het bankjeo dim. tant.

  1. kleine zitbank of voetenbank
     Ik zakte teleurgesteld neer op een houten bankje naast het raam en opende het gastenboek van het café dat als ‘trail-register’ fungeerde.[1]

het bankjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bank
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be