bamisweer
- ba·mis·weer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bamisweer | - |
verkleinwoord | - | - |
het bamisweer o
- (meteorologie) guur herfstweer
- Ik herinner mij nog zeer duidelijk dat het die avond echt bamisweer was: zacht huilende wind en het donkere roffelen van de regen tegen de gesloten luiken. [2]
- Het woord bamisweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bamisweer" herkend door:
6 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ bamisweer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Hemeldonck, E. van"Hoe zeere vallen z'af" in: Vlaanderen. jrg. 18 nr. 107 (september/oktober 1969) Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Roeselare; p. 308; geraadpleegd 2018-12-14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be