• bal·do·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord baldover baldovers
verkleinwoord

de baldoverv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) betrokken partij of persoon
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) tegenpartij, satan
vervoeging van
baldoveren

baldover

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baldoveren
    • Ik baldover. 
  2. gebiedende wijs van baldoveren
    • Baldover! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baldoveren
    • Baldover je?