baldover
- bal·do·ver
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baldover | baldovers |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) betrokken partij of persoon
- (Jiddisch-Hebreeuws) tegenpartij, satan
vervoeging van |
---|
baldoveren |
baldover
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baldoveren
- Ik baldover.
- gebiedende wijs van baldoveren
- Baldover!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baldoveren
- Baldover je?
- Het woord 'baldover' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.