Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbakken

bakte (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van afbakken
    • Ik bakte af. 
    • Jij bakte af. 
    • Hij, zij, het bakte af. 

Gangbaarheid