bakte
- bak·te
vervoeging van |
---|
bakken |
bakte
- enkelvoud verleden tijd van bakken
- Ik bakte.
- Jij bakte.
- Hij, zij, het bakte.
- Ik bakte.
- Het woord bakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- bak·te
Naar frequentie | 14884 |
---|
bakte
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bake
- bak·te
bakte
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bake