Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·te

Werkwoord

vervoeging van
bakken

bakte

  1. enkelvoud verleden tijd van bakken
    • Ik bakte. 
    • Jij bakte. 
    • Hij, zij, het bakte. 

Gangbaarheid


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·te
Naar frequentie 14884

Werkwoord

bakte

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bake


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·te

Werkwoord

bakte

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bake
Synoniemen