Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·bak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afbakken
bakte af
afgebakken
zwak -t


gemengd

volledig

Werkwoord

afbakken

  1. voorgebakken brood voor een tweede maal bakken zodat het klaar is voor consumptie
    • In de supermakt kun je broodjes kopen die jezelf moet afbakken zodat je verse broodjes eet bij het ontbijt. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be