bakst
- bakst
vervoeging van |
---|
baksen |
bakst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baksen
- Jij bakst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baksen
- Hij bakst.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van baksen
- Bakst!
- Het woord bakst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- bakst
Naar frequentie | 113271 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bakst | baksten | bakster | bakstene |
genitief | baksts | bakstens | baksters | bakstenes |
- (kookkunst) (het) bakken
- (voeding) baksel, gebak
- «Startskuddet går i morgen tidlig klokka sju, og utover dagen vil de tilby byens befolkning rykende fersk bakst.»
- Morgenochtend om zeven valt het startschot. Ze worden de bevolking van de stad de hele dag vers gebakken brood aanbieden.
- «Startskuddet går i morgen tidlig klokka sju, og utover dagen vil de tilby byens befolkning rykende fersk bakst.»
|
- bakst
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bakst | baksten | bakstar | bakstane |
bakst, m
|