• bak·kers·zoon
enkelvoud meervoud
naamwoord bakkerszoon bakkerszonen
bakkerszoons
verkleinwoord

de bakkerszoonm

  1. mannelijk kind van een bakker
     Hij vertelt over zijn jongste broer (van 8 kinderen), die ondergedoken zat in Loosdrecht. "Bij de bakker achter het hout", zegt Rutteman. "De bakkerszoon, een goede vriend van mijn broer, werd daar achterna gezeten met geweren. Hij is uiteindelijk gefusilleerd in Westbroek. Dat vergeet je niet."[1]
     "Dag roemrijke hoofdredacteur, journalistiek boegbeeld, inspirerende redactiebaas. Dag fervent actievoerder, populaire Bekende Nederlander, aandoenlijke bakkerszoon." Het zijn de eerste woorden onder een grote foto van Sjuul Paradijs op de voorpagina van De Telegraaf.[2]


  1.   Weblink bron “'Oudejaarsdag was in de oorlog geen feest, maar een dag om te herdenken'” (Maandag 31 december 2018, 08:48), NOS
  2.   Weblink bron “Telegraaf brengt ode aan Sjuul Paradijs” (Dinsdag 19 mei 2015, 07:19), NOS