• ba·di·na·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord badinage -
verkleinwoord - -

badinage [2]

  1. het badineren, het de spot drijven


  • ba·di·na·ge
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  badinage     le badinage     badinages     les badinages  

badinage m

  1. badinage, het de spot drijven