badinage
- ba·di·na·ge
- Leenwoord uit het Frans
- Naamwoord van handeling van badineren met het achtervoegsel -age [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badinage | - |
verkleinwoord | - | - |
badinage [2]
- het badineren, het de spot drijven
- Het woord 'badinage' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ba·di·na·ge
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
badinage | le badinage | badinages | les badinages |
badinage m
- badinage, het de spot drijven