• ba·den·kaart
enkelvoud meervoud
naamwoord badenkaart badenkaarten
verkleinwoord badenkaartje badenkaartjes

de badenkaartv / m

  1. toegangsbewijs voor een zwembad dat recht geeft op een aantal keren toegang en gebruik van het zwembad
    • Met een 10-badenkaart mag ik 10 keer gaan zwemmen.