Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • back·of·fice
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord backoffice backoffices
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

backoffice m / o

  1. (bedrijfskunde) deel van een organisatie dat een deel van de hoofdtaak daarvan uitvoert maar geen rechtstreeks contact met de klanten onderhoudt
     Die rol van Stedin verandert met alle ontwikkelingen op stroom en gasgebied, ziet Van der Linden. „We krijgen een veel zelfstandiger rol. Je bent niet meer de technische backoffice van een leveringsbedrijf. Mensen willen laadpalen, zonnepanelen, slimme meters. Dan moeten ze ons ook weten te vinden. Vijf jaar geleden zocht niemand ons. Nu chatten we.”[1]
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Erik van der Walle
    “Netbeheerder moet duurzame toekomst kunnen bijbenen” (1 maart 2018) op nrc.nl