Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·che·lor·graad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bachelorgraad bachelorgraden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bachelorgraadm

  1. (onderwijs) bewijs dat men een basisopleiding aan een universiteit of een volledige beroepsopleiding op een hogeschool heeft doorlopen
     Vijf jaar geleden haalde slechts 56 procent van de studenten de bachelorgraad na vier jaar.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Studietempo omhoog, uitval gedaald op universiteit” (Dinsdag 7 juni 2016, 06:30), NOS