babybox
- ba·by·box
- In de betekenis van ‘looprek’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- pseudo-Engels
- samenstelling van baby en box [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | babybox | babyboxen |
verkleinwoord | babyboxje | babyboxjes |
de babybox m
- een, vaak van hout gemaakt, min of meer vierkant meubelstuk omlijst door spijlen met een leuning erop waarin een baby of peuter veilig aanwezig kan zijn.
- Het woord babybox staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "babybox" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "babybox" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ babybox op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be