• ba·by·bos
enkelvoud meervoud
naamwoord babybos babybossen
verkleinwoord babybosje babybosjes

het babyboso

  1. bos geplant voor een groep zeer jonge kinderen als teken van vertrouwen in de toekomst
     De gemeente gaat vijfhonderd essen in het Babybos in de wijk Eschmarke vervangen. De essen zijn getroffen door een schimmelinfectie.[1]
     Het babybos in het Schollebos in Capelle heeft plek voor driehonderd boompjes voor pasgeboren Capellenaartjes. Helaas, het loopt nog geen storm. Nu, vijf jaar later, staan er welgeteld vijftien boompjes.[2]
38 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Gemeente Enschede vervangt 500 essen in het Babybos” (15-01-2016), Tubantia
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be