Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • avond·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord avondprogramma avondprogramma's
verkleinwoord avondprogrammaatje avondprogrammaatjes

Zelfstandig naamwoord

het avondprogrammao

  1. activiteiten die gepland zijn voor de avond
    • Na een drukke dag had moeder nog een heel avondprogramma te verwerken. 

Gangbaarheid