• avond·kle·dij
enkelvoud meervoud
naamwoord avondkledij
verkleinwoord

de avondkledijv

  1. (kleding) feestelijke, chique kleding die men gebruikt voor officiële avondbijeenkomsten
     Moet u straks 's kijken hoe de dames hier in avondkledij door de nattigheid zallen baggeren, als ze met de taxi tot hier gebracht zijn.[2]
     Robyn: 'Ik heb altijd al van een meisje gedroomd, Eleanor is erg schattig, net een levende pop. Op de wedstrijden wordt mijn dochter beoordeeld op haar uiterlijk, hoe ze met een opvallende outfit staat, ze moet ook een act opvoeren en poseren in avondkledij. Zo'n wedstrijd duurt maar een dag en is een schitterende ervaring voor haar.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Eleanor (23 maanden) is de jongste miss ooit” (11-06-2012), Tubantia