avondduister
- avond·duis·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | avondduister | |
verkleinwoord |
het avondduister o
- de donkerte van de avond
- Het woord 'avondduister' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron “Mooie plaatjes tijdens ochtendgloren en avondduister” (14-07-2006), Tubantia