avion m

  1. (verkeer) vliegtuig


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  avion     l'avion     avions     les avions  

avion m

  1. (verkeer) vliegtuig
    «Je vais aux États-Unis en avion
    Ik ga naar de Verenigde Staten met het vliegtuig.

.L'avion atterrit à Middelkerke.

Het vliegtuig landt op Middelkerke.


avion

  1. (verkeer) vliegtuig


avion m

  1. (verkeer) vliegtuig


  • a·vion
enkelvoud meervoud
avion avions

avion m

  1. (verkeer) vliegtuig


enkelvoud meervoud
nominatief en accusatief avion avioane
lidwoordsvorm avionul avioanele
datief en genitief avionului avioanelor
vocatief

avion o

  1. (verkeer) vliegtuig


avion m

  1. (verkeer) vliegtuig


avion m

  1. (verkeer) vliegtuig


avion m

  1. (verkeer) vliegtuig