• av·bin·de
  • Afleiding van het Noorse werkwoord binde met het voorvoegsel av-
Naar frequentie zeldzaam
vervoeging
onbepaalde wijs avbinde
tegenwoordige tijd avbinder
verleden tijd avbandt
voltooid
deelwoord
(har) avbundet
avbunden
onvoltooid
deelwoord
avbindende
lijdende vorm avbindes
gebiedende wijs avbind
vervoegingsklasse Klasse 3 sterk
opmerking

avbinde

  1. overgankelijk, (bouwkunde) samenvoegen (de individuele voegen in een houten structuur)
  2. overgankelijk, (medisch) afbinden, afsnoeren (een tumor of wrat)
  3. overgankelijk, (naaiwerk) rijgen
  • [1]: avbinde enkeltleddene i en trekonstruksjon
de verschillende onderdelen tot een houten voorwerp samenvoegen
  • [2]: avbinde en svulst eller en vorte
een tumor of een wrat afsnoeren
  • NAOB – Det Norske Akademis ordbok: avbinde